Voor deze Oud en Nieuw-special spraken we met twee BSNC-ers van het eerste uur: Kees Haaksman en Jochem Knol. Zij zijn beiden, namens hun organisaties, medeoprichter van de BSNC. En zij namen kortgeleden afscheid van de vereniging. Op het kantoor van Sweco in Zwolle, vergezeld door gevulde speculaas en goede koffie, kregen Kees en Jochem van interviewer Juul van Rijn lastige dilemma’s voor de kiezen. En zij móesten kiezen…
Al pratende kwamen zij vanzelf op mooie verhalen uit de begintijd, op visies, meningen en anekdotes vol met plezier en passie. In deze nieuwsbrief deel 1 van het interview. In de eerste nieuwsbrief van 2024 lees je het vervolg: deel 2.
Oud of nieuw?
Jochem: “Dat is wel een verrassende vraag.” (lacht) “Iedereen roept altijd: nieuw! Ik kies nu voor oud. Ik denk dat kennis van geschiedenis heel goed kan zijn voor nieuwe ontwikkelingen.” Hij zoomt in op de BSNC. “De branchevereniging is ontstaan vanuit de behoefte om kennis en belangenbehartiging in één vereniging te stoppen. En daar hebben we samen, Kees en ik, vreselijk ons best voor gedaan om daar mede vorm aan te geven. Dat is een zoektocht geweest.”
Jochem legt ons uit dat je niet altijd voor nieuw moet willen kiezen, dan loop je als vereniging het risico dat je het oorspronkelijke belang, de doelstelling van de vereniging, uit het oog verliest. Daarom zegt hij: “Probeer af en toe het oude niet uit het oog te verliezen. Daarbij is nieuw vaak ook een herhaling van wat er al is gebeurd.”
Kees kan zich hier wel goed in vinden: “Alleen: je moet wel óog houden voor het nieuwe. Omdat de maatschappij niet stilstaat. Leren uit het verleden is heel belangrijk; zonder verleden immers geen toekomst. Echter: je moet je aanpassen aan de snelheid van de samenleving. Aan de veranderende componenten daarin. Te ver voor de troepen uitlopen geeft geen verandering, maar onbegrip en frustratie!” Kees filosofeert even door met oog naar de toekomst: “Misschien is kennis als basis in de toekomst niet meer de hoofdmoot, er kunnen wel andere dingen voor in de plaats komen die minstens net zo belangrijk zijn voor de BSNC.”
Verbreding of focus?
Kees gaat voor verbreding. “Ik heb het onlangs in de Algemene Ledenvergadering nog gezegd; heb geen angst voor de toekomst, ook als die anders moet zijn. De Rijksoverheid (VWS, Red.) heeft aangegeven dat zij de BSNC graag als gesprekspartner wil hebben voor het uitvoerende gedeelte van de sportsector, dan hoort daar ook binnensport bij. Met alle hobbels die dit met zich mee kan brengen, alle onduidelijkheden. Hetzelfde geldt voor de gemeenten. Als je de kennis (-functie, Red.) overeind wilt houden, dan moet je kamerbreed kennis kunnen verzamelen en ventileren. Dat is volgens mij de meest natuurlijke en geëigende taak voor de Rijksoverheid en gemeentelijke overheid (VSG, Red.), het beleidsgedeelte. En dan hoop ik dat de Rijksoverheid wil helpen om de vereniging bestuurbaar te krijgen op een professioneel niveau. Want dat lukt niet alleen met een stukje contributie.”
Jochem gaat voor focus, oftewel het tegenovergestelde van verbreding. “Het gaat niet alleen om binnensport en buitensport, dat hangt met elkaar samen, dat ben ik 100% met Kees eens.”, vult Jochem aan. “Wat je ziet in de branche is dat de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) van oudsher de belangenorganisatie is van de opdrachtgeverskant, veelal de gemeenten. Daartegenover heb je de aannemers, leveranciers en de adviesbureaus; zeg maar de opdrachtnemerskant. De oorspronkelijke doelstelling van de BSNC is, naast de kennisontwikkeling, de belangenbehartiging van de deze opdrachtnemers. Jochem betoogt dat het beter is om deze splitsing van taken en verantwoordelijkheden in ere te houden: “Ze hebben verschillende belangen. En áls je dan twee clubs hebt: een beetje wrijving maakt alles glanzend. Daarnaast zijn er ook gezamenlijke belangen, zoals onderzoeksprogramma’s, die kan je prima samen oppakken.”
Kees voegt toe: “Belangenbehartiging wordt steeds moeilijker als je breder wordt. Het belang van goede sportvelden en sportvoorzieningen, dat staat bovenaan. Dat zijn we dan weer eens met de VSG.”
Besturen of Raad van Advies?
Beide heren kiezen voor besturen. Kees lacht om de interviewvorm van vandaag: “Je gooit dit dilemma zo in het diepe en je kijkt wel hoe gereageerd wordt? Daar komt ie. Ik denk dat het goed zou zijn als de Raad van Advies (RvA, Red.) een sterkere positie zou krijgen binnen de branchevereniging. Als verlengstuk van de leden. Nu zit dat vrij ver uit elkaar. Het bestuur maakt een plan om uit te gaan voeren. Daarna is er naar mijn mening te weinig terugkoppeling en controle of het bestuur eigenlijk doet wat het gezegd heeft.”
“De Raad van Advies is het advieslichaam richting het bestuur”, vervolgt Kees, “maar mag van mij wel iets meer uitgebreid worden richting commissariaat, benoemd door de leden. Zo krijgen de leden van de Raad van Advies meer een controlepositie. En houden zij in de gaten: doet het bestuur eigenlijk het hele jaar wat zij beloofd hebben? Dit zou voor de vereniging een mooie aanvulling kunnen zijn.
Welke van de twee functies spreken Kees het meest aan? ‘Ik dacht al dat die vraag kwam. Zoals het nu is, heb je als bestuur wat te vertellen en als Raad van Advies adviseer je. Je mag gevraagd en ongevraagd advies geven, maar het blijft advies. Dat is wel eens moeilijk als je ook aan de andere kant van de tafel hebt gezeten, als je vele jaren leiding hebt gegeven” Dit laatste is persoonlijk. Belangrijker in het kader van dit interview vindt Kees zijn visie op wat de positie van de Raad van Advies zou kunnen zijn.
Jochem: “Voor mij geldt wat meer het besturen. Het hoogste orgaan binnen een vereniging is de Algemene Ledenvergadering en daar ligt ook het sturende en corrigerend vermogen. Als je de RvA ook een corrigerende macht geeft, dan krijg je een conflict met de ledenvergadering.”
Jochem vervolgt: “Het is wel goed om een denktank te hebben, die op enige afstand staat en die meedenkt over de koers van de vereniging. Een beetje afstand nemen kan nooit kwaad. Binnen het bestuur zou ik graag het accent leggen op de professionalisering van het bestuur. Het kost enorm veel tijd en soms gaat het algemene belang boven het eigen bedrijfsbelang. Bestuurders vinden die dat aan kunnen, vind ik wel een zorg binnen veel verenigingen, zo ook binnen onze vereniging. Je moet als bestuurder boven je eigen belang uit kunnen stijgen en boven je bedrijfsbelang. Anders moet je niet in het bestuur gaan zitten.”
Beiden geven toe: dit laatste is altijd lastig. En voegen daar complimenten over en weer aan toe. Geven voorbeelden over hoe zij daar beiden mee om zijn gegaan in het verleden, vanaf de start van de branchevereniging en de eerste jaren daarna.
Kees of Jochem?
Kees is weer even stil. Dan vrolijk: “Dan kies ik voor Jochem! Want Jochem heeft meer denkkracht dan ik heb, kijkt verder weg dan ik. Ik (Kees) ben impulsiever en als ik ergens voor ga staan dan gaan de hakken in het zand, dat heb jij ook. We zijn beiden eigenwijs, en Jochem heeft meer denkkracht dan ik heb. Ik denk dus dat we allebei in het bestuur aanvullend op elkaar waren.”
Heeft Kees een voorbeeld van die denkkracht? Kees: ”Dat is zo vaak geweest.” We gaan aan de tafel dieper in op die periode van oprichting, want dat was een intensieve en herinneringswaardige periode voor de twee heren aan tafel. “Dan heb je nog wel eens dat het dondert en knettert, omdat je niet weet wat de koers eigenlijk van de vereniging moet worden.”
Want de club ontstond uit onvrede en verontwaardiging over de rol en positie die zij hadden binnen de cultuurtechnische commissie van ISA Sport, onder leiding van Franklin Versteeg en Henk Kamp, dat viel onder NOC*NSF. “Inspraak hadden we niet, we mochten wel onderwerpen aangegeven. Dat waren we op een gegeven moment zo zat, dat we met 12-13 man zijn opgestaan en hebben gezegd: Dit gaan we zelf doen. Pure muiterij. Uit die groep is een bestuur gekozen en daar zit je dan. Echter: uit woede geboren is vaak een slecht begin. Want dan moet je nog gaan bepalen: wat wordt nu die nieuwe koers?”
Jochem weet dit nog goed: “Het was op het hoofdkantoor van Grontmij in De Bilt, ik vergeet de vergadering nooit. In de expozaal. “Het oprichtingsbestuur van de BSNC bestond uit: Arjan Knottnerus, Henk Kool, Jochem Knol en Kees Haaksman. Vier verschillende karakters, aldus Kees, waarbij Jochem echt de rol van verbinder op zich nam.
(Vervolg interview op 11 januari 2024, in nieuwsbrief 2)