In de Green Deal Sportvelden (GDS) is een duidelijke afspraak gemaakt: de aanleg en het onderhoud van sportvelden zonder chemische gewasbeschermings-middelen is officieel een feit vanaf 1 januari 2020. Het gebruik van chemie is dan in principe niet meer toegestaan. In het kader van de Green Deal gaan betrokkenen uit de buitensportsector in op het chemievrij beheer. In deze aflevering: Corné Kempenaar van Wageningen University & Research (WUR).
Corné is bij de WUR actief als onderzoeker op het gebied van onkruidbeheersing, precisielandbouw en gewasbescherming. Daarnaast is hij lid van het expertpanel van externe deskundigen dat zich onlangs presenteerde tijdens de Dag van de Sportaccommodaties in Expo Houten. Het panel toetst onafhankelijk en objectief oplossingen voor het chemievrij beheer van sportvelden. En informeert vervolgens de coördinator van het Innovatienetwerk over haar bevindingen. Dit netwerk is in het leven geroepen door de partijen die in 2015 de Green Deal Sportvelden ondertekenden – waaronder de brancheverenigingen BSNC, VHG en CUMELA Nederland.
Klimaatverandering
Corné maakt zich zorgen over de vorderingen op het gebied van de Green Deal Sportvelden en het chemievrij beheer. Of beter gezegd: het gebrek hieraan. “Ik ben blij dat er nu eindelijk beweging komt in de branche. Hoewel we al enkele jaren met elkaar praten en discussiëren over de Green Deal is er nog steeds niet serieus geïnvesteerd in innovatieve oplossingen. Daarom is het goed dat BSNC, VHG en CUMELA Nederland dit voorjaar studiebijeenkomsten houden om met elkaar alternatieve werkwijzen en goede praktijkvoorbeelden te delen. Het valt niet mee om betaalbare, efficiënte en vooral ook duurzame nieuwe methoden te ontwikkelen. Zeker niet voor problemen met grasvernielers als diverse onkruidsoorten, engerlingen en schimmelziekten. Met name engerlingen (larven van bepaalde keversoorten, die zich net onder de grond voeden ten kostte van de grasmat) kunnen behoorlijk huishouden op sportvelden en zorgen voor flinke schade. Het biologisch bestrijden van deze insecten met aaltjes is een optie. Grosso modo heerst hierover de volgende opvatting onder ervaringsdeskundigen: ‘Daar gaan we het ook niet mee redden’. Toch is het bestrijden van engerlingen met aaltjes het proberen waard.”
Corné geeft aan dat klimaatverandering ook van invloed is op de gesteldheid van de bodem. “De warmere winters zorgen ervoor dat bepaalde onkruidsoorten vroeger in het seizoen opduiken. Processen in de natuur komen door de opwarming van de aarde eerder op gang. Dat heeft ook consequenties voor het beheer van sportvelden. Zoals het in een priller stadium maaien van het gras, wat zorgt voor grote kostenposten.”
Kwaliteit sportvelden
Het streven om de sportvelden te onderhouden zonder chemische gewas-beschermingsmiddelen is op zich ‘heel nobel’, geeft Corné aan. “De vraag is gerechtvaardigd of chemievrij beheer in alle gevallen een duurzame oplossing is. Zeker omdat er nu bijna geen alternatieven voorhanden zijn. Hetzelfde kwaliteitsniveau houden van de sportterreinen, is op dit moment zonder chemie nauwelijks mogelijk. Neem het renoveren van velden. Nu is dat een vrij eenvoudige klus. Maar hoe doe je dat duurzaam zonder gebruik te maken van chemische middelen? Je zult meerjarig onkruid moeten doden bij renovatie. Afgraven of inzet van hitte-technieken zijn dan energetisch gezien niet duurzaam. Wat niet wil zeggen dat volledig chemievrij beheer bij voorbaat een utopie en dus een kansloze zaak is. Dan moet er echter wel meer gebeuren dan praten. Het is zaak om als branche heel gericht te zoeken naar oplossingen. Bedenk daarbij dat veredeling op ziekteresistentie jaren duurt. Er is veel werk aan de winkel.”
Corné vervolgt: “Veel betrokkenen wijzen op de chemievrije Schijndelse methode. Dus enkele keren per jaar het gras heel kort maaien in combinatie met bemesting. Die werkwijze is onder meer succesvol omdat de grond in dat deel van Brabant voedingsarm is. In andere delen van het land is de voedingswaarde van de bodem groter en is sprake van een hogere onkruiddruk. Denk aan de vruchtbare klei- en veengrond. Met alleen de Schijndelse methode als goed praktijkvoorbeeld komen we er zeker niet. En de bestrijding van engerlingen met aaltjes zal ook niet het tover- of wondermiddel voor alle problemen blijken. We moeten als branche daarom serieus in de materie duiken en ons zo optimaal mogelijk voorbereiden op het chemievrij beheer vanaf 2021. Wat als het niet lukt voor de volle honderd procent?Dan is het belangrijk de overheid ervan te overtuigen dat bepaalde problemen met de velden, veroorzaakt door bijvoorbeeld insecten en schimmelziekten, echt niet te verhelpen zijn zonder chemie. Er is nu nog tijd om het tegendeel te bewijzen. Een mooie uitdaging voor de branche.”